woensdag 16 juni 2010

Bezoek aan Ambon en 'docent Anton'

Dag beste lezers,

Ik ben nu drie maanden op Halmahera en heb in die tijd het werk van PPLPP en haar stafleden beter leren kennen. Inmiddels ben ik helemaal gewend in Tobelo, maar feit is wel dat het maar een heel klein stadje is met beperkte voorzieningen. Zo heeft Tobelo geen echte restaurants of cafés, alleen eenvoudige eethuisjes en een nogal duistere bar die ik liever vermijd, verder geen winkelcentrum, geen bioscoop of andere uitgaansgelegenheden en, hoewel aan zee gelegen, ook geen gezellige boulevards of pleintjes met terrasjes. In Tobelo kun je hoofdzakelijk drie dingen eten: rijst, noodles en bakso (een soort gehaktballetjes), met vis of kip. Voor aardappels of patat, pizza’s, pasta, kebab of fatsoenlijk brood, moet je óf het vliegtuig nemen, óf 20 uur op een boot gaan zitten, óf vijf uur met auto en boot erop uit, om in een stad te komen waar je één of meerdere van deze luxe voorzieningen kunt bemachtigen.

Zodoende is het eens in de zoveel maanden wel eens lekker om je even in de luxe van een echte stad te kunnen wentelen. Een week of vier geleden besloot ik een weekje naar Ambon te gaan om mezelf voor het eerst sinds mijn aankomst op Halmahera weer even op te laden en tegelijkertijd een Nederlandse collega van me die daar zijn standplaats heeft, Peter Faber, eens een bezoekje te brengen. Hij is daar gevestigd bij een organisatie die zich inzet voor interreligieuze relaties (LAIM- Lembaga Antar Iman Maluku), die met gezamenlijk georganiseerde activiteiten de christelijke en moslimgemeenschap van Ambon nader tot elkaar wil brengen. Op Ambon heeft een soortgelijk religieus conflict gewoed als op Halmahera, met dat verschil dat het in Ambon nog heviger was en ook langer heeft aangehouden. Tussen 1999 en 2004 was het er, met enkele tussenpozen, onrustig en zijn talloze kerken, moskeeën en woonhuizen in vlammen opgegaan, mensen vermoord en op de vlucht geslagen. Maar sinds 2004 is het rustig en werken de twee religieuze gemeenschappen voorzichtig aan verzoening. Voor meer informatie over de situatie op Ambon en Peter’s werksituatie, zijn weblog is te vinden op http://standplaatsambon.wordpress.com/.

Het is fijn om na twee maanden weer eens met warm water te kunnen scheren en douchen, minder stroomstoringen te ondervinden en weer eens Nederlands te kunnen praten met iemand die soortgelijke ervaringen heeft als jijzelf. Bovendien is het ook leuk om weer eens een nieuwe omgeving te zien, want in Tobelo speelt 95 procent van mijn tijd zich af in een straal van 5 kilometer en daar is het nieuwe dan dus ook wel weer zo’n beetje vanaf.

Ook op het gebied van werk is de eerste introductiefase wel zo’n beetje voorbij en ben ik sinds een paar weken begonnen met het geven van lessen Engels en computervaardigheden (vooral emailen). De veldwerkers van PPLPP hebben bijvoorbeeld nog geen persoonlijk emailadres en hebben nog nooit met email gewerkt. Zeker met de stroomvoorziening in Tobelo (met maximaal acht uur electriciteit per dag, maar nooit stabiel) en computers uit het stenen tijdperk, die al in geen jaren geupdated lijken, duurt het wel even voor alle veldwerkers een functionerend emailadres hebben en leren om te gaan met inlogcodes, wachtwoorden en het lezen en versturen van emails en documenten. Toch kan het zelfstandig communiceren met collega’s van buiten en het creëren van een eigen netwerk de informatievoorziening en samenwerking met soortgelijke organisaties als PPLPP, enorm verbeteren.

Ook het niveau van Engels is over het algemeen zeer laag, terwijl de meeste buitenlandse donoren in hun communicatie met lokale organisaties vragen om Engelstalige rapporten en correspondentie. Maar in de praktijk is de kennis van het Engels vaak ontoereikend en vind alsnog veel communicatie in het Indonesisch plaats, maar niet iedereen op het (regionale) hoofdkantoor van ICCO spreekt die taal. Daarom geef ik sinds een paar weken Engelse les aan de veldwerkers, wiens niveau van het Engels het laagst is, maar die wel ook eigen rapportages opstellen. Het was voor mij wel even wennen, want ik heb A) geen ervaring met lesgeven en B) Engels is ook mijn eerste taal niet en bovendien spreek ik vooral Engels op gevoel, waardoor ik zelf niet eens alle grammatica-regels foutloos ken.

Maar, zo bleek al snel, het niveau Engels is hier zodanig laag dat er van mij geen academische grammatica-colleges worden verwacht. Ik ben vooral bezig om op basisschoolniveau de spreekvaardigheden van de veldwerkers te verbeteren en hun verlegenheid en angst om fouten te maken te boven te komen. Bovendien laat ik het initiatief voor wat ze willen leren grotendeels aan hen, zodat ze er zelf ook het nut van inzien. Tot op heden zijn alle lessen heel leuk om te doen, al gaat het proces van Engels durven spreken wel erg langzaam. De veldwerkers zijn dan ook de jongsten niet meer (ze zijn vrijwel allemaal boven de veertig).

Mede door het geven van deze lessen en het feit dat ik ook meedoe met een discussiegroep van uitgezonden jongeren, die via e-learning en Skype-sessies ervaringen met elkaar uitwisselen en waarvoor we dus ook ons eigen functioneren kritisch onder de loep nemen, heb ik de laatste tijd iets minder tijd om berichten op mijn weblog te schrijven. Misschien dat jullie dat al was opgevallen. Maar omdat ik ook niet zo gek veel meer buiten het kantoor kom, maak ik ook wat minder mee, althans niet genoeg nieuwe dingen om over te blijven schrijven. Of het moet zijn over dat voetbaltoernooi, dat mensen over de hele wereld (en dus ook hier) al weken-,nee, maandenlang in de ban houdt: het WK voetbal!

Je zou zeggen dat omdat Indonesië nooit meedoet met een WK, dit land niet zo warmloopt voor het wereldkampioenschap voetbal. Maar ondanks dat het Indonesische voetbal pijnlijk succesloos is (al sinds mensenheugenis, eigenlijk best een prestatie voor een land met 240 miljoen inwoners…), blijft het veruit de populairste sport van het land. Al sinds twee maanden worden er in heel Indonesië (dus niet alleen in Tobelo) op elke hoek van de straat vlaggen, stickers, posters en andere WK-attributen verkocht. Want in Indonesië is men al gewend dat ze zelf niet mee doen, maar dan kiest men gewoon zelf een land uit om aan te moedigen. Alle negen toplanden (Argentinië, Brazilië, Engeland, Duitsland, Nederland, Italië, Spanje, Portugal en Frankrijk, ruwweg ook in die volgorde) hebben aanhang in Indonesië.

Mensen schilderen hun huizen in de kleuren van de vlag van het betreffende land, hangen de vlag uit, plakken stickers op hun auto of brommer of lopen in namaakshirts rond. Enig nadeel is wel dat niet alle wedstrijden op ‘christelijke tijden’ worden gespeeld, de wedstrijden die in Nederland op ‘primetime’ worden gespeeld, zijn hier om 3:00 of 3:30 op tv. Dus dat doe je alleen in noodgevallen. Derhalve ga ik er dus een ingewikkeld dagritme op nahouden de komende weken…

Tot mails!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten