Hier weer eens een update. Allereerst even over mij persoonlijk: ik heb de indruk dat ik hier wel zo’n beetje geacclimatiseerd ben. Zo’n twee weken geleden hebben mijn collega’s van kantoor een dagje vrij genomen om een grote watertank die bij me afgeleverd werd, met een houten platform waarop deze kon staan, bij mijn huisje te installeren. Sindsdien heb ik dus zowaar stromend water uit de kraan, waarvan ook twee collega’s die praktisch naast me wonen met hun families nu kunnen meeprofiteren. Bovendien heb ik nu heel decadent een koelkastje in mijn huis laten plaatsen, zodat ik eindelijk een beetje gerieflijk kan leven thuis. Geluk zit ‘m in kleine zaken, lieve mensen…
Vorige week besloot ik deel één van mijn analyse met de belofte dat ik een verslag zou doen van mijn bezoek aan een christelijk en een moslimdorp, waar de in het vorige verslag beschreven landkwesties een schaduw werpen op de onderlinge relatie en de mogelijkheden tot economische ontwikkeling. Dit bezoek vond plaats in het kader van een vierdaagse missie van twee ICCO-collega’s en een consultant ‘disaster risk studies’ uit Nederland (Wageningen), die kwamen kijken hoe PPLPP het ’t afgelopen half jaar gedaan heeft in de verzamelen van data in een viertal dorpen. Hier gaat een nieuw programma opgestart worden, waarin de dreiging van kleinschalige (maar op lokaal niveau even goed verwoestende) sociale en natuurrampen in kaart wordt gebracht en wordt getracht de gemeenschappen zelf te laten nadenken over manieren waarop deze dreiging het hoofd kan worden geboden. Twee van de dorpen waar PPLPP deze data heeft verzameld grenzen aan elkaar, namelijk Togoliua en Birinoa.
Tijdens het bezoek van de ICCO-delegatie, neem ik de consultant uit Wageningen mee naar het dorp Birinoa, dat op een uur rijden van Tobelo ligt en waar hoofdzakelijk christenen wonen. De consultant spreekt geen Indonesisch en omdat mijn twee collega’s van PPLPP niet meer Engels spreken dan ‘yes’ en ‘no’, ga ik mee om te tolken tussen de dorpelingen en de consultant. We worden ontvangen in het huis van de (vrouwelijke) kepala desa, oftewel dorpshoofd. Hier raken we in gesprek met een man die voor ons in vogelvlucht de problemen rond het landbezit en de dorpsgrenzen in de omgeving uitlegt.
Hij vertelt dat de ‘oorspronkelijke bewoners’ van het land waarop het dorp nu staat, geheel volgens de hier geldende gebruiken (hij noemt het ‘adat’), aan nieuwkomers die zich in de jaren zeventig en tachtig in het gebied wilden vestigen, grond ter grootte van 2 ha ter beschikking stelden om er een huis op te bouwen en een kebun (tuintje, een stukje plantage waar men de gewassen verbouwd waarvan men leeft) te beginnen. Dit omdat de grond volgens hen aan de gehele gemeenschap toebehoort en nieuwkomers in die gemeenschap ook recht hebben om er een bestaan op te bouwen.
Maar toen in de jaren negentig sommigen van de eerste nieuwkomers en hun nakomelingen weer vertrokken, dachten ze de grond te bezitten en verkochten het weer door aan derden. Maar dat kon helemaal niet volgens de oorspronkelijke bewoners: het land is immers gemeenschappelijke bezit en moet dan weer teruggegeven worden aan de gemeenschap. Het kan in hun optiek niet verkocht worden. Maar een traditie van gedocumenteerd landbezit of landtransacties kenden ze niet.
Zo ontstonden er twee parallelle systemen, waarin de dorpsbewoners bleven denken in gemeenschappelijk grondbezit en hun landclaims baseerden op mondelinge afspraken en overgeleverde gebruiken, terwijl de ‘nieuwkomers’, al of niet na betaling van een schadevergoeding of transactiesom (al naar gelang de lezing die men hanteert) dachten de grond individueel te bezitten en deze dus ook gewoon te kunnen doorverkopen, met of zonder officiële documentatie. Omdat zowel de traditionele adatgebruiken als de officiële overheidsbureaucratie geen eenduidige voorschriften of algemeen aanvaarde bewijsstukken kan leveren, blijft dit conflict de kop opsteken en is het moeilijk een objectieve ‘derde partij’ te vinden die een voor beide kanten bevredigende en legitieme oplossing kan zoeken.
Er spelen nog een aantal landkwesties in Birinoa. Een ander stuk grond uit het dorp (dat wordt aangegeven met lokasi pemukiman oftewel ‘residential area’) wordt betwist tussen de dorpelingen van Birinoa en een zakenman/ondernemer uit Makassar, die wordt aangeduid met ‘Pak Haji’. Het woord ‘Haji’ geeft aan dat de persoon in kwestie op bedevaart is geweest in Mekka, dus dat hij moslim is en (naar Indonesische maatstaven althans) kapitaalkrachtig.
Hij claimt het stuk grond ooit legaal van het toenmalige dorpshoofd van Birinoa te hebben gekocht en nu dus eigenaar te zijn van de grond. De dorpelingen claimen dat de grond nog steeds aan de gemeenschap toebehoort, omdat die ooit aan ‘nieuwkomers’ is toevertrouwd om erop te wonen of werken, maar niet door de nieuwkomers kan worden doorverkocht aan derden. We krijgen tussen de regels door ook te horen dat het toenmalige dorpshoofd een kwalijke rol gespeeld heeft door als individu (waarschijnlijk tegen betaling, zo wordt luidkeels beweerd) de kooptransactie van ‘Pak Haji’ goed te keuren. Het dorpshoofd is tijdens de onlusten van 1999-2000 vermoord. ‘Pak Haji’ heeft zich, net als vrijwel alle voormalige moslimbewoners van Birinoa, na het conflict nooit meer in het dorp vertoont, maar laat zijn ‘tribute’ (opbrengst van zijn land) gewoon ophalen door zijn werknemers.
Ook hierbij zijn er dus twee versies over wie de grond nu eigenlijk bezit, maar zijn er geen bewijsstukken, onafhankelijke bronnen of gezaghebbende autoriteiten die duidelijk kunnen maken wie er nu ‘gelijk’ heeft, of die een definitieve beslissing kunnen afdwingen of desnoods opleggen. Adat-instituties zijn vrij zwak en houden zich vooral bezig met culturele folklore en huwelijksvoorschriften. De onderlinge machtsverhoudingen tussen de verschillende regionale overheden zijn meestal onduidelijk.
Zo zou de overheid eens in de vijf jaar een Perda (Peraturan Daerah; soort bestemmingsplan) moeten opstellen waarin de status van stukken grond geregeld zou moeten worden, maar na de chaos van het conflict van 1999-2000, de vluchtelingenstromen die op gang kwamen en elders op Halmahera semi-permanente nederzettingen stichtten, de onduidelijkheden over de onderlinge verantwoordelijkheden tussen verschillende lagen in de nieuw gevormde lokale en regionale overheden na een proces van pemekaran (bestuurlijke herindeling), is dat er nooit gekomen.
Een derde stuk grond net buiten het dorp, wordt opgeëist door het leger, om er een kazerne op te bouwen. Het betreft een stuk grond van 100 ha dat door het leger geclaimd wordt en daar werden de dorpelingen tot voor kort regelmatig aan herinnerd door militairen die hen intimideerden en zeiden dat het gebied van hen was. Sinds een paar jaar geleden een Nederlandse studente hier een aantal maanden in Birinoa onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van het conflict, en de dorpelingen in Birinoa een keer haar visitekaartje uit Nederland lieten zien aan de militairen, zijn de militairen enigszins teruggedeinst. Zij willen waarschijnlijk niet te veel buitenlandse bemoeienis met hun zaakjes.
Het is ook daarom dat de meneer in kwestie er steeds heel theatraal op wijst dat de dorpelingen zo bang en hulpeloos zijn, de militairen zo kwaadaardig en dat de hulp uit Nederland zó ontzettend noodzakelijk is voor ze om tot een oplossing te komen. “Vergeet ons alstublieft niet”, drukt hij ons op het hart. Nee, natuurlijk niet, schudden we ons hoofd, maar tegelijkertijd kan ik niet anders dan denken dan dat men waarschijnlijk te veel van deze ‘hulp’ verwacht.
Vanuit Nederland kunnen we namelijk niet veel meer doen dan morele steun geven, wellicht wat advies en financiële steun. Maar het echte werk, de locale contacten die moeten worden gevonden en onderhouden, het onderhandelingsproces en het afdwingen van een eventuele oplossing, moet toch écht door de locale belangengroepen (dorpsbewoners, dorpsinstituties, lokale overheden, NGO’s en militairen/politie) zelf gebeuren. Daarvoor hebben we in Nederland niet de locale kennis, niet het locale netwerk en ook niet de uiteindelijke bevoegdheid of verantwoordelijkheid.
Ik hoop maar dat al deze locale belanghebbenden zelf ook in zullen (gaan) zien dat zij zélf de sleutel in handen hebben om het landconflict op te kunnen lossen en dat men niet naar elkaar zal gaan zitten wijzen en met de armen over elkaar zal gaan afwachten tot ‘de ander’ of een buitenstaander de oplossing op een presenteerblaadje komt aandienen. Ze hebben er zélf het meeste belang bij dat het rustig blijft en dat er niet opnieuw gewapende conflicten uitbreken zoals in het verleden, maar de enige reactie tot nu toe lijkt te zijn dat men voor de problemen wegloopt en er liever niet aan herinnerd wil worden. Ik hoop maar dat al deze machteloosheid en passiviteit niet tot datgene leidt wat iedereen juist niét wil.
Tot slot is er ook nog een conflict over waar de dorpsgrenzen tussen Birinoa en het buurdorp Togoliua nou eigenlijk liggen. We pakken de door de dorpelingen in Birinoa getekende plattegrond er eens bij, gemaakt tijdens één van de bijeenkomsten met PPLPP . Birinoa bestaat uit twee verschillende dorpen: Birinoa Muka, dat aan de weg ligt en het verder in het binnenland gelegen Birinoa Dalam, aan de overkant van de rivier. Birinoa Muka bestaat uit zo’n 60 families die vrijwel allemaal pengungsi (vluchtelingen) zijn van het conflict van 1999-2000, afkomstig uit andere delen van Halmahera. Zij zijn langs de weg gaan zitten op grond waarvan de status niet helemaal duidelijk is en wordt betwist.
Het naburige dorp Togoliua, dat zeer geleden heeft onder het conflict, bewoond wordt door moslims en omringd is door overwegend christelijke dorpen, zegt dat dat land bij hun dorp hoort en dat de rivier verderop de natuurlijke grens is tussen Togoliua en Birinoa. Dorpelingen in Birinoa zeggen dat de grond evenwijdig ligt aan hun dorp en dat het dus bij Birinoa hoort.
De dorpsleiders van Birinoa Dalam hebben de inwoners van Birinoa Muka aangeboden om naar Birinoa Dalam te verhuizen, waar ze gratis grond voor een huis en een stukje plantage (ongeveer 1 ha.) kunnen krijgen, maar velen willen dit niet. Dit komt enerzijds omdat de status van de grond die ze in Birinoa Dalam zouden kunnen krijgen ook nog niet helder is; een deel van dit land behoort namelijk tot het eerdergenoemde perceel dat wordt opgeëist door het leger als locatie voor een kazerne. Anderzijds willen de bewoners van Birinoa Muka graag dicht bij de weg wonen, die hen betere toegang geeft tot de markt en scholing voor hun kinderen. Sommige bewoners van Birinoa Muka claimen echter ook eigenaar te zijn van de grond waarop ze wonen.
Deze bewoners hebben geld voor de grond betaald aan de eigenaars van stukken land uit het naburige Togoliua of andere dorpen uit de omgeving. Anderen betalen eens in de zoveel tijd geld voor gebruik van de grond (een soort huur dus), maar bezitten de grond niet. Beiden hebben door hun betaling de landrechten van de mensen uit Togoliua en daarbuiten de facto erkend. De lokale overheid heeft op districtsniveau een document opgesteld dat zegt dat het stuk grond langs de weg tot het zuidelijk liggende buurdorp Kusuri bij Togoliua hoort. Maar om de boel nog even wat ingewikkelder te maken, hebben de inwoners van Birinoa Muka een KTP (een Indonesisch identiteitsbewijs) gekregen, waarop staat dat ze inwoner van Birinoa zijn. Dit komt omdat mensen een identiteitsbewijs aanvragen bij de lokale (dorps)overheid en deze dus bij de uitgifte hun eigen kant van het verhaal als feitelijk kunnen weergeven.
Togoliua is een dorp met overwegend moslims waar PPLPP nog maar net contacten heeft weten te leggen en zich dus nog moet bewijzen. Het conflict van 1999-2000 heeft hier destijds zeer hevig gewoed en vrijwel alle huizen van nu stammen uit de periode van wederopbouw. Het pemerintah desa model van PPLPP, waarin dorpelingen zichzelf organiseren in dorpsinstituties waarlangs ze zelf verantwoordelijkheid en invloed leren uitoefenen op de kwesties waar dorpelingen in het dagelijks leven tegenop lopen, werkt hier nog niet zo goed. Ook hier zijn we met PPLPP eens wezen buurten. Maar omdat we onaangekondigd komen, is de dorpssecretaris niet thuis, hij zit voor zaken in Ternate.
We gaan even langs bij één van zijn buren, een werkplaatsje waar ze bezig zijn een stopcontact en snoeren te verlengen en verkorten, door met een aansteker de ijzerdraadjes van hun huidje te ontdoen, de draadjes aan elkaar te knopen en het geheel weer met een stukje plastic zak te verbinden en weer dicht te branden. Het zijn een beetje manisjes van alles op het klusgebied. Een veldwerker van PPLPP spreekt een half uurtje met ze over de mogelijkheden die gezamenlijke coöperaties en andere dorpsinstituties kunnen spelen in het agenderen van prangende kwesties en het diversificeren van de landbouw, zodat de gemeenschap minder afhankelijk wordt van de alomtegenwoordige kokosnootteelt en de fluctuaties in de marktprijzen voor kopra. De mensen die we spreken lijken erg geïnteresseerd te zijn, maar omdat we geen andere mensen spreken weten we niet hoe representatief ze zijn voor de gehele dorpsgemeenschap.
Met betrekking tot het landconflict met Birinoa, is er weinig ruimte voor onderhandeling tot dusver. PPLPP is nog maar net nieuw in het dorp (anders dan in Birinoa) en wil zich dus eerst bij de dorpelingen bewijzen met adviezen over landbouwtechnische zaken. Bovendien heeft Togoliua zodanig geleden onder het etnische conflict van 1999-2000, dat men de landkwesties met de omliggende christelijke dorpen maar liever uit de weg gaat. Weliswaar een begrijpelijke reactie, maar tot op heden biedt deze opstelling ook weinig vooruitzichten op een definitieve oplossing, in combinatie natuurlijk met het gebrek aan formele bewijsstukken, procedures en bevoegdheden op het niveau van de lokale overheid.
Volgende keer zal ik het hebben over nog twee andere elementen die de dorpen, waarin PPLPP werkt, kwetsbaar maken, namelijk kleine natuurrampen en de verwoestende gevolgen van mijnbouwactiviteiten. In het kader van dat laatste ga ik volgende week (als alles volgens planning verloopt) een paar dagen mee op veldbezoek in Buli, in het oosten van Halmahera, waar nikkel wordt gewonnen. Tot dan!
zaterdag 17 april 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten